Aangifte personenbelasting 2017: de nieuwigheden op een rijtje

Binnenkort dienen we terug onze aangifte personenbelasting in te dienen. Welke zijn de belangrijkste wijzigingen? Er zijn terug meer codes. Dat is vooral toe te schrijven aan de wijzigingen inzake woonfiscaliteit, de verdere uitbreiding aan de belastingtarieven op roerende inkomsten, de afschaffing van de speculatiebelasting en een reeks wijzigingen inzake loonfiscaliteit.

1 Inkomsten van kapitalen en roerende goederen

Door de verhoging van de algemene aanslagvoet roerende voorheffing van 25% naar 27% voor het inkomstenjaar 2016 zijn de codes van vorig jaar, die gekoppeld waren aan dat tarief van 25%, voor het aanslagjaar 2017 behouden gebleven, maar kregen die codes een andere inhoud namelijk het tarief van 27%.

De aanslagvoet van 15% in de onroerende voorheffing is algemeen gestegen vanaf 2016 naar 17%, maar toch zijn er 3 uitzonderingen waar het tarief 15% is gebleven (gereglementeerde spaardeposito’s, Leterme staatsbon en dividenden uit de winstverdeling van het derde boekjaar na dat va, inbreng van nieuwe aandelen uitgegeven door kleine vennootschappen vanaf 01/07/2013). Gevolg is dat de codes gelinkt aan 15% behouden zijn gebleven en gekoppeld lijven aan het tarief van 15%. Nieuwe codes voor het tarief van 17% zijn bijkomend ingevoerd moeten worden (van toepassing wanneer het gestort kapitaal gevormd na de vastklikoperatie van art. 537WIB 1992 door een grote vennootschap binnen de 4 jaar na die kapitaalsverhoging werd terugbetaald en ook van toepassing wanneer dividenden uit liquidatiereserves worden toegekend binnen de 5 jaar na afsluitdatum van aanleg).

De aanslagvoet van 5% is ingevoerd voor wanneer het gestort kapitaal gevormd na de vastklikoperatie van art. 537 WIB 1992 door een kleine vennootschap in het vierde jaar na de kapitaalsverhoging werd terugbetaald. Omdat dit voor het eerst mogelijk is in het inkomstenjaar 2016 verschijnen nu dus ook nieuwe codes met een tarief van 5% roerende voorheffing.

2 Wat houden de wijzigingen op het vlak van loonfiscaliteit in?

Horeca: netto- overuren

Het aangifteformulier werd uitgebreid met een nieuwe rubriek voor de zogenaamde “netto-overuren” (rubriek “A12”: bezoldigingen voor overuren in de horeca die in aanmerking komen voor de vrijstelling). Deze netto-overuren kunnen enkel toegepast worden voor voltijdse werknemers die overuren presteren in het kader van een buitengewone vermeerdering van werk of een onvoorziene noodzaak en ervoor kiezen om deze niet in te halen. Het voordeel van deze overuren bestaat erin dat geen inhaalrust moet toegekend worden en al evenmin een overloontoeslag van 50 tot 100% betaald moet worden. Voor de werknemer is de verloning voor deze overuren bovendien vrijgesteld van persoonlijke RSZ- bijdragen, bedrijfsvoorheffing en inkomstenbelasting. Het maximale aantal overuren dat men in dit gunstregime kan laten presteren, hangt af van het gebruik van een geregistreerd kassasysteem (GKS). De ondernemingen die geen GKS gebruiken, kunnen 300 netto- overuren per jaar laten presteren. De ondernemingen die wel een GKS gebruiken kunnen tot 360 netto- overuren per jaar ‘genieten’.

Werkhervatting na SWT (brugpensioen) fiscaal aangemoedigd

Als gevolg van de programmawet van 2015 moeten SWT-ers die het werk hervatten bij een andere werkgever of als zelfstandige in hoofdberoep sinds 01/01/2016 geen belastingen meer betalen op de bedrijfstoeslag die tijdens die periode van werkhervatting doorbetaald wordt. Deze maatregel werd vertaald in een aantal nieuwe subrubrieken en aparte codes op het aangifteformulier.

Werkbonus: één rubriek

Voor het aanslagjaar 2017 (inkomsten 2016) zijn niet langer 2 verschillende percentages aan werkbonus in éénzelfde jaar van toepassing. Bijgevolg dient de desbetreffende rubriek op het aanslagbiljet niet langer in 2 subrubrieken te worden onderverdeeld. Sinds 1/01/2016 bedraagt de werkbonus 28,03% met een grensbedrag van € 420/ jaar ( € 640 geïndexeerd bedrag voor inkomstenjaar 2016)

Bron: nsz  nr.9